Banner afbeelding Inactivatie en afval

Veelgestelde vragen

Inactivatie en afval

  • Overleven van virussen/micro-organismen in HEPA filters van veiligheidskabinetten: is hier iets over bekend of aan gemeten?
  • Hoe wordt voorkomen dat filters geïnfecteerd raken met GGO’s (bijvoorbeeld door spatten of aeosolen). Is daar een controle methodiek voor? Zijn er materialen (stoffen/gassen) om een geïnfecteerd filter te denatureren zonder daarbij schade aan het filter toe te brengen?
  • Binnen onze onderneming wordt een grote hoeveelheid biologisch (vloeibaar) afval geproduceerd dat mogelijk besmet is met (sporulerende) bacteriën, virussen en humaan/dierlijke cellen. Is er een werbare methode hiervoor?
  • Afdoden van GGO's moet altijd in autoclaaf?
  • Een nog onopgeloste vraag over GGO-afval verwerking: Hoe worden elders ( wel of niet transgene) dieren, geïnfecteerd met gemodificeerde adenovirale constructen en die tevens een langlevende radioisotoop bevatten afgevoerd?
  • Kwantitatieve gegevens over overleving van micro-organismen en virussen op HEPA-filters zijn moeilijk te verkrijgen, ondermeer vanwege het grote interne oppervlak van deze filters die kwantitatieve monitoring tot een lastige zaak maakt. Uit theoretisch oogpunt is het volgende te zeggen: Overleving van organismen is sterk afhankelijk van de relatieve vochtigheid (RV). Influenzavirus is een winterziekte omdat dit virus goed overleeft in het relatief droge (verwarming!) winterse binnenklimaat. Het omgekeerde gold vroeger voor poliovirus dat beter overleefde in het relatief vochtige zomerse binnenklimaat. Maar ook bij relatief gunstige RV overleven micro-organismen (met uitzondering van bacteriesporen) slecht wanneer ze aan stromende lucht worden blootgesteld (Ventilatie-effect, onder meer door denaturatie en inwerking van zuurstof en radicalen op eiwit en nucleinezuur). Een decimale reductie wordt eerder in uren dan in dagen bereikt. Ook in relatief gunstiger omstandigheden bij suspensie in groeimedium is zoals bekend een micro-organisme tamelijk instabiel: bij kamertemperatuur loopt de biologische activiteit snel terug en bewaren bij 4 °C is tamelijk ineffectief. Beide factoren samen zijn er de oorzaak van dat micro-organismen in aerosolfase vrij snel hun biologische activiteit verliezen. Voor een meer kwantitatieve benadering dient men uit te gaan van de decimale reductiefactor van het organisme of een organisme dat er sterk op lijkt en van de belasting van de filters door het werk. Een goed logboek bij het veiligheidskabinet is in elk geval nodig.

  • Het snelst vervuild raken de voorfilters die mede zijn geplaatst om de HEPA- filters te beschermen tegen contaminatie. Deze voorfilters dienen regelmatig op een veilige wijze te worden vervangen. Door trillingen passeren stofdeeltjes namelijk deze grove filters en slaan dan op de HEPA-filters neer waardoor de levensduur ervan wordt bekort. Voorfilters kan men door autoclaveren decontamineren. Wanneer in deze vraag met “filters” hier bedoeld worden de HEPA-filters van een biologische veiligheidswerkbank, dan geldt: omdat in zo’n kast open handelingen plaatsvinden, waarbij per definitie aerosolen kunnen vrijkomen en de lucht in de kast vanuit de werkruimte geforceerd over de filters wordt gevoerd, moet worden aangenomen dat de HEPA-filters in zo’n werkbank altijd besmet zullen raken. De filters kunnen worden ontsmet door uitgassen (formaldehyde, ethyleenoxide, waterstofperoxide). De gebruikte gassen (m.u.v. waterstofperoxide) zijn echter voor de uitvoerenden uiterst schadelijk, waardoor het desinfectieproces, zeker bij werkbanken met een afvoer in de werkruimte, vele voorzorgen vergt. De filters behoeven echter veelal alleen ontsmet te worden wanneer men zich er van wil ontdoen (afvalfase) of wanneer reparaties aan het inwendige van de werkbank nodig zijn. Fumigatie kan ook in deze situaties worden voorkomen, door het afval af te voeren als infectieus of GGO- houdend afval en door monteurs persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) te verschaffen.

  • VROM stelt dat biologisch afval dat GGO materiaal bevat geïnactiveerd moet worden volgens een goed gevalideerde methode (opvangen in eenmalig te sluiten afvalvaten en ter verbranding afvoeren, steriliseren, gebruik van desinfectantia). Gezien de hoeveelheid en vanwege de werkbaarheid geeft men in dit geval de voorkeur aan voor het gebruik van een desinfectans met een brede werkingsrange.

    Voor het afdoden van grote hoeveelheden micro-organismen in vloeistof die bovendien een scala aan typen organismen vertegenwoordigen is toepassing van hitte (kill tanks) een betere methode dan chemische afdoding. Evaringen met kill tanks heeft men o.a. bij SVM, Central Veterinary Institute van Wageningen University & Research, Intervet.

  • Neen. Iedere gevalideerde methode is goed. Autoclaveren is echter een bewezen robuuste methode, geschikt voor alle micro-organismen. Alleen inactivatie van prionen vergt een aangepast programma.

  • Er zijn in principe twee mogelijkheden. Van aan de COVRA aan te leveren afval kan men op het aanbiedingsformulier aangeven dat het GGO’s bevat. De navolgende zaken zijn dan echter niet duidelijk: Wie is de eigenaar van het afval (normaliter wordt de COVRA eigenaar, maar volgens het BGGO blijft in geval van GGO-houdend afval de producent eigenaar. Deze vraag is van belang i.v.m. de vraag wie verantwoordelijk is voor de eventueel benodigde vervoersvergunning. Bovendien is ons niet bekend of de milieuvergunning van de COVRA voorziet in opslag van GGO ’s en of de COVRA een vergunning bezit in het kader van de WMS, Besluit GGO voor het verrichten van handelingen met GGO ’s (te weten opslaan).

  • Overleven van virussen/micro-organismen in HEPA filters van veiligheidskabinetten: is hier iets over bekend of aan gemeten?

    Kwantitatieve gegevens over overleving van micro-organismen en virussen op HEPA-filters zijn moeilijk te verkrijgen, ondermeer vanwege het grote interne oppervlak van deze filters die kwantitatieve monitoring tot een lastige zaak maakt. Uit theoretisch oogpunt is het volgende te zeggen: Overleving van organismen is sterk afhankelijk van de relatieve vochtigheid (RV). Influenzavirus is een winterziekte omdat dit virus goed overleeft in het relatief droge (verwarming!) winterse binnenklimaat. Het omgekeerde gold vroeger voor poliovirus dat beter overleefde in het relatief vochtige zomerse binnenklimaat. Maar ook bij relatief gunstige RV overleven micro-organismen (met uitzondering van bacteriesporen) slecht wanneer ze aan stromende lucht worden blootgesteld (Ventilatie-effect, onder meer door denaturatie en inwerking van zuurstof en radicalen op eiwit en nucleinezuur). Een decimale reductie wordt eerder in uren dan in dagen bereikt. Ook in relatief gunstiger omstandigheden bij suspensie in groeimedium is zoals bekend een micro-organisme tamelijk instabiel: bij kamertemperatuur loopt de biologische activiteit snel terug en bewaren bij 4 °C is tamelijk ineffectief. Beide factoren samen zijn er de oorzaak van dat micro-organismen in aerosolfase vrij snel hun biologische activiteit verliezen. Voor een meer kwantitatieve benadering dient men uit te gaan van de decimale reductiefactor van het organisme of een organisme dat er sterk op lijkt en van de belasting van de filters door het werk. Een goed logboek bij het veiligheidskabinet is in elk geval nodig.

  • Hoe wordt voorkomen dat filters geïnfecteerd raken met GGO’s (bijvoorbeeld door spatten of aeosolen). Is daar een controle methodiek voor? Zijn er materialen (stoffen/gassen) om een geïnfecteerd filter te denatureren zonder daarbij schade aan het filter toe te brengen?

    Het snelst vervuild raken de voorfilters die mede zijn geplaatst om de HEPA- filters te beschermen tegen contaminatie. Deze voorfilters dienen regelmatig op een veilige wijze te worden vervangen. Door trillingen passeren stofdeeltjes namelijk deze grove filters en slaan dan op de HEPA-filters neer waardoor de levensduur ervan wordt bekort. Voorfilters kan men door autoclaveren decontamineren. Wanneer in deze vraag met “filters” hier bedoeld worden de HEPA-filters van een biologische veiligheidswerkbank, dan geldt: omdat in zo’n kast open handelingen plaatsvinden, waarbij per definitie aerosolen kunnen vrijkomen en de lucht in de kast vanuit de werkruimte geforceerd over de filters wordt gevoerd, moet worden aangenomen dat de HEPA-filters in zo’n werkbank altijd besmet zullen raken. De filters kunnen worden ontsmet door uitgassen (formaldehyde, ethyleenoxide, waterstofperoxide). De gebruikte gassen (m.u.v. waterstofperoxide) zijn echter voor de uitvoerenden uiterst schadelijk, waardoor het desinfectieproces, zeker bij werkbanken met een afvoer in de werkruimte, vele voorzorgen vergt. De filters behoeven echter veelal alleen ontsmet te worden wanneer men zich er van wil ontdoen (afvalfase) of wanneer reparaties aan het inwendige van de werkbank nodig zijn. Fumigatie kan ook in deze situaties worden voorkomen, door het afval af te voeren als infectieus of GGO- houdend afval en door monteurs persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) te verschaffen.

  • Binnen onze onderneming wordt een grote hoeveelheid biologisch (vloeibaar) afval geproduceerd dat mogelijk besmet is met (sporulerende) bacteriën, virussen en humaan/dierlijke cellen. Is er een werbare methode hiervoor?

    VROM stelt dat biologisch afval dat GGO materiaal bevat geïnactiveerd moet worden volgens een goed gevalideerde methode (opvangen in eenmalig te sluiten afvalvaten en ter verbranding afvoeren, steriliseren, gebruik van desinfectantia). Gezien de hoeveelheid en vanwege de werkbaarheid geeft men in dit geval de voorkeur aan voor het gebruik van een desinfectans met een brede werkingsrange.

    Voor het afdoden van grote hoeveelheden micro-organismen in vloeistof die bovendien een scala aan typen organismen vertegenwoordigen is toepassing van hitte (kill tanks) een betere methode dan chemische afdoding. Evaringen met kill tanks heeft men o.a. bij SVM, Central Veterinary Institute van Wageningen University & Research, Intervet.

  • Afdoden van GGO's moet altijd in autoclaaf?

    Neen. Iedere gevalideerde methode is goed. Autoclaveren is echter een bewezen robuuste methode, geschikt voor alle micro-organismen. Alleen inactivatie van prionen vergt een aangepast programma.

  • Een nog onopgeloste vraag over GGO-afval verwerking: Hoe worden elders ( wel of niet transgene) dieren, geïnfecteerd met gemodificeerde adenovirale constructen en die tevens een langlevende radioisotoop bevatten afgevoerd?

    Er zijn in principe twee mogelijkheden. Van aan de COVRA aan te leveren afval kan men op het aanbiedingsformulier aangeven dat het GGO’s bevat. De navolgende zaken zijn dan echter niet duidelijk: Wie is de eigenaar van het afval (normaliter wordt de COVRA eigenaar, maar volgens het BGGO blijft in geval van GGO-houdend afval de producent eigenaar. Deze vraag is van belang i.v.m. de vraag wie verantwoordelijk is voor de eventueel benodigde vervoersvergunning. Bovendien is ons niet bekend of de milieuvergunning van de COVRA voorziet in opslag van GGO ’s en of de COVRA een vergunning bezit in het kader van de WMS, Besluit GGO voor het verrichten van handelingen met GGO ’s (te weten opslaan).